Inleiding
Rottum, in het Gronings Röttem of Röppen ligt in de gemeente Het Hogeland en tot 1990 in de gemeente Kantens. Rottum is een van oorsprong radiaal wierdedorp, gelegen tussen Kantens en Usquert. In de historische landstreek Oosterambt van het Ommeland Hunsingo. De plaats telt (in 2019) 90 inwoners. Rottum is ook de naamgever van Rottumeroog, dat ook wel Rottum wordt genoemd, omdat het voormalige klooster Juliana de belangrijkste eigenaar van dit eiland is geweest. Het is niet bekend of Rottumerplaat naar het dorp of naar Rottumeroog is vernoemd. De gehuchten Helwerd, Holwinde en Bethlehem, vroeger de locatie van een nonnenklooster, vallen ook onder het dorp Rottum. Het dorp ligt nabij de provinciale weg N998 tussen Usquert en Middelstum. Het heeft een busverbinding met Groningen en Uithuizen. Als in het begin van de 20e eeuw is er de 'Omnibusdienst Rottum – Onderdendam – Groningen'.
Geschiedenis
Rottum wordt voor het eerst genoemd in een goederenlijst van het klooster Werden aan het einde van de 10e eeuw als 'Rotton'. De betekenis 'Rood Heem' die – naar het rode kloosterdak – zou zijn gegeven aan Rottum, moet volgens Cornelis ter Laan om reden van de voorkoming van 'Rotton' als een fabel worden beschouwd.
In de zesde eeuw voor Chr. vestigen de eerste bewoners zich op de kwelderwal langs de Fivel. Om bij hoog water droge voeten te houden werpen zij woonheuvels op. De wierde van Rottum ontstaat samen met andere dorpen als Lellens, Krangeweer, Westerwijtwerd, Middelstum, Toornwerd, Kantens, Eelswerd en Usquert op deze kwelderwal in de eerste eeuwen voor en na Chr. Er zijn vondsten gedaan uit de IJzertijd. De wierde wordt pas na 200 na Chr. opgehoogd met materialen als mest, veenmos en riet en heeft tegenwoordig een hoogte van 4,8 meter.
Van tempel tot klooster
Volgens de overlevering is in 433 door Friezen op deze wierde een Germaanse tempel gebouwd, die volgens Liudger (742-809), de eerste bisschop van Munster, op last van hem wordt gesloopt. Volgens hem staan er meer dan 100 afgodsbeelden in de tempel, die daarna zouden zijn overgebracht naar onder andere Utrecht. Volgens Ter Laan is er voor de tijd van de kloosters echter nauwelijks iets over Rottum bekend en moet dit eveneens als een fabel worden beschouwd.
Op de plek van de vermeende tempel stichten Benedictijner monniken van de Abdij van Werden waarschijnlijk ergens tussen 1195 en 1210 het mannenklooster Juliana, die het eerst wordt vermeld in 1226). Het klooster bezit ongeveer 1180 hectare (1872 grazen) land waaronder veengebieden bij Scharmer, Kolham en Kropswolde. Daarnaast bezit het 60% van het eiland Rottumeroog. Het nonnenklooster Bethlehem nabij Rottum is een voorwerk van dit klooster, evenals Langenhuis bij Doodstil en Papekop bij Wadwerd. Later verkrijgt het ook de proosdij van Usquert en het bijbehorende voorwerk Kruisstee. Het klooster heeft het Groningse Rode Weeshuis als refugium [2]. Om zich tegen aanvallen te beschermen graven de kloosterlingen in de 16e eeuw een dubbele gracht. In 1580 kiest Jodocus Oxius, abt van Rottum, als enige Ommelander abt voor het protestantisme en Oranje.
De buitengracht wordt aan west- en noordwestzijde met waarschijnlijk drie bastions versterkt. Toch lukt het de Spaanse troepen in 1587 een deel van het klooster te verwoesten. De Staatsen pluneren het klooster overigens ook al in 1569, waarbij Barthold Entens betrokken is geweest en waarbij in 1587 Matthijs Knoop een hoofdrol heeft gespeeld.
Zeven jaar later vervallen klooster en kloostergoederen bij de reductie aan Stad en Lande. De kloosterkerk blijft in gebruik. Geleidelijk raakt het klooster in verval. In 1658 bezwijkt de zuidelijke vleugel en wordt afgebroken. Hierbij gaat ook een groot deel van de radiale structuur van de wierde verloren. In 1855 wordt de noordelijke vleugel afgebroken, waarin reeds vanaf de 16e eeuw de pastorie en school zijn gehuisvest. Het puin wordt gebruikt voor het verharden van de weg en het herstel van de kerk. Ten slotte wordt in 1885 de kloosterkerk gesloopt. Op de fundamenten verrijst in 1889 de huidige kerk.
Afgraving van de wierde
Tussen 1905 en 1918 wordt de wierde rondom het dorp afgegraven. In 1994 wordt nog een deel vergraven voor de aanleg van een riool. Van de bastions resteren een deel van de binnen- en buitengracht en de wal daartussen. In 1999 worden een deel van de noordelijke binnengracht gedempt en een deel van de wal illegaal verwijderd. In 2002 wordt het restant van de wierde aangewezen als archeologisch bodemmonument. Sinds 2003 is er een voetpad langs een deel van de oude dubbele kloostergracht dat de wandelaar vanaf het einde van de Kloosterweg langs een van de nog resterende bastions voert en uitkomt aan het begin van de Tilbusscherweg. Vanaf dit pad heeft men een goed zicht op de steilrand van de wierde, het verval bedraagt hier 4 meter, en het omliggende landschap.
Uitbreiding
In de 20e eeuw is het dorp nauwelijks uitgebreid. Hierdoor is het aantal inwoners met name de laatste decennia sterk teruggelopen onder invloed van gezinsverdunning en bevolkingsdaling. Aan zuidzijde van het dorp stroomt de Rottumermaar, die zuidelijker uitmondt in de Koksmaar een zijrivier van Boterdiep. Het maar eindigt als in zoveel dorpen in een haventje, in dit geval aan westzijde van het dorp. In dit haventje zijn met name koren, turf, eierkolen en briketten overgeslagen. Tegenwoordig is het haventje alleen nog in gebruik bij kanovaarders.
Kermis
Het dorp heeft lange tijd de grootste kermis gehad van noordelijk Groningen. Deze heeft zich altijd aan het einde van de Jan Boerweg bevonden en is aangevoerd per schip over de Rottumermaar. In de 20e eeuw wordt de kermis echter gesloten wegens gebrek aan belangstelling.
Voetbalclubs
In het begin van de 20e eeuw wordt voetbalclub Velocité opgericht, die echter later ter ziele gaat. In 1932 wordt voetbalclub 'De Robben' opgericht. Het clubhuis van de voetbalclub heeft zich in het lokale café Boer bevonden en nadat deze is opgeheven in een ander lokaal café genaamd Sprenger. In buurdorp Kantens is in 1948 ook een voetbalclub opgericht. In 1953 fuseren beide clubs tot K.R.C. (Kantens – De Robben Combinatie) en wordt het voetbal verplaatst naar Kantens.
Kerk
De kerk van Rottum ligt op het hoogste punt van de wierde, 5 meter boven NAP, en wordt in 2000 door staatssecretaris Rick van der Ploeg (Cultuur) samen met haar onmiddellijke omgeving aangewezen als jong rijksmonument. De recht gesloten zaalkerk met spitsbogige vensters en dakruiter met ingesnoerde spits is gebouwd in 1889 op de fundamenten van de voormalige kloosterkerk naar ontwerp van de Middelstumer architect Jacob Tilbusscher. De kerk is gerestaureerd tussen 2006 en 2007 onder leiding van de Groningse restauratiearchitect Willem van der Veen. In de kerk worden regelmatig exposities gehouden.
't Hoeske van Tais' Joaptje
Bij staatsbesluit van 1 maart 1658 wordt aan de bewoners van de wierde toestemming gegeven de zuidvleugel van het Rottumerklooster te slopen. In de daaropvolgende eeuwen wordt dit restmateriaal gebruikt voor wegverharding, huisfundering en opmetselen van muren. Rond 1820 neemt de diaconie van de Nederlands Hervormde Kerk het initiatief op de hoek van de begraafplaats aan de Kloosterweg nr. 17, uit restmateriaal van het voormalige klooster een huurwoning te bouwen. In 1837 huurt G.W. Bos dit kleinste huisje van Rottum. De diaconie verhuurt de eenvoudige eenkamerwoning in de loop der jaren aan verschillende personen. Vaak gaat het om pas getrouwde stellen met kinderen die nog niet over een eigen woning beschikken.
Van 1926 tot 1944 woont Jacobje (Joaptje) Dijkhuis, weduwe van Ties (Tais) Knol, samen met haar dochter Jacoba en daarom wordt het huisje 'Tais' Joaptje' (Jacobje van Ties genoemd. Het Kerstverhaal 'Ol Joaptje' van de Groninger schrijver Jan Boer gaat over de catechisatielessen van deze mejuffrouw Knol.
In 1953 wordt deze eenkamerwoning voor het laatst bewoond. De drie kinderen slapen op strobalen op de vliering. De ouders slapen in de bedstede. Buiten staat het secreet, het toilet. In de periode na de Tweede Wereldoorlog zijn vrijwel alle alleenstaande eenkamerwoningen op het Hogeland gesloopt. Soms zijn aangrenzende eenkamerwoningen samengetrokken en na renovatie in gebruik genomen als één kleinere woning. Tientallen jaren staat dit kleinste huisje als 'onbewoonbaar verklaarde woning' te verkommeren. Aan het begin van de 19e eeuw heeft de Stichting Woonhuismonument dit huisje gerestaureerd.
Het huisje is in 2003 ingericht door het Openluchtmuseum Het Hoogeland te Warffum. De inrichting is vormgegeven naar de situatie van 1880 als er nog wordt gestookt met turf en de kamerverlichting nog gevoed wordt door olie. Het kleinste huisje van Rottum wordt onderhouden door vrijwilligers. Voor het huisje staat het borstbeeld van Jan Boer.
1953: laatste bewoning van het huisje
Het kleinste huisje heeft géén douche, géén toilet. 1953: de allerlaatste bewoner van het huisje is Coba van der Wal met haar man, die op 29 september 2017 80 jaar is geworden. Zij en haar man hebben geen geld voor eten en drinken en uiteraard dus ook niet voor het huren van een woning.
Omdat ze arm is, moet ze leven van de giften van de kerk en zo krijgt ze het kleinste huisje van Rottum toegewezen. Voor slechts een dubbeltje per maand trekt zij samen met haar man en het kindje in het huisje. Buiten staat een hokje met een plank en met een gat erin: dat is het toilet. Er is geen wc-papier en dus gebruiken ze kranten.
Overige gebouwen
In Rottum heeft lange tijd een lagere school gefunctioneerd. Tot 1855 bevindt deze zich in de kloosterkerk. Later wordt deze elders geplaatst. Op 1 mei 1943 wordt de school, gelegen aan het einde van de Kloosterweg, gesloten. Dit schoolgebouw is eerst voor bewoning en later als werkplaats gebruikt door de broer van de schrijver Jan Boer. Nadat het dorpshuis afbrandt, wordt het oude schoolgebouw in 1982 ingericht als het huidige dorpshuis ' 't Kloosterstee'.
Boerderij
Aan de Kloosterweg 1 staat de witgepleisterde boerderij Melkhuis op de plek waar vroeger het melkhuis van het klooster heeft gestaan. Deze boerderij is in 1978 herbouwd in oorspronkelijke stijl en is in 2009 vernieuwd. Aan 't Lage Eind 13 staat een huisje dat deels is opgetrokken uit kloostermoppen.
Kroegen
In Rottum staan begin 20e eeuw vier of vijf kroegen op een totaal van 30 huizen, waaronder een aan de Jan Boerweg 10, café Veldzicht genaamd en een aan de Kloosterweg 16, tegenover het voetpad, dat vroeger als kerkepad heeft gediend. In 1982 wordt een laatste poging ondernomen om een café te exploiteren in het dorp als café Otto zijn deuren opent op de plek waar eerder café Batema is geweest. Tegenwoordig is er echter geen café meer in het dorp.
Molens
In 1857 wordt een koren- en pelmolen gebouwd op de wierde van Rottum. In 1876 wordt de molen echter alweer afgebroken en overgebracht naar een in hetzelfde jaar afgebrande molen in Eexta bij Scheemda, alwaar deze herrees als het bovenstel van de pelmolen 'Welgelegen' op behouden gebleven stenen onderstel. In 1925 wordt de molen daar definitief afgebroken. Op ongeveer twee kilometer ten westzuidwesten van het dorp, ten zuiden van de huidige vuilstort Usquert heeft verder begin 20e eeuw een klein poldermolentje gestaan, die na 1910 moet zijn verdwenen. In de Boelenspolder ten zuiden van het dorp heeft nog een poldermolen gestaan die de polder heeft bemaald op het Rottumermaar een zijtak van het Koksmaar. Deze is gebouwd in 1852 en is eveneens in of na 1910 verdwenen.
Steenfabrieken
In 1857 wordt de steenfabriek Ceres opgericht ten zuiden van Rottum, ten noorden van het Boterdiep nabij Eelswerd bij de Eelswerdertil. In dit complex worden gedurende ruim 100 jaar bakstenen en draineerbuizen gemaakt. In 1968 wordt de fabriek gesloten en in 1974 wordt een groot deel van de bedrijfsgebouwen afgebroken. Het restant met de resten van twee schoorstenen vormt echter nog altijd een baken in het landschap. De linker toren, die ca. 25 meter hoog is, wordt in 1936 gebouwd van putstenen en de rechter toren, ruim 15 meter hoog, in 1916 van radiaalstenen. Beide torens zijn verlaagd door afbraak of als gevolg van stormen. Het geheel is door de gemeente Eemsmond aangewezen als karakteristiek pand. Nabij de steenfabriek staat nog de bedrijfsleiderswoning.
Vroeger heeft er ook een tolhuis gestaam. Het buurtje waar de steenfabriek is geweest, heeft vroeger Aizingedam als naam gehad. Begin 20e eeuw is het ook wel Halfweg genoemd, misschien omdat het in de richting van Kantens heeft geleden.
In de buurtschap Delthuizen aan de Delthe heeft aan een doodlopende weg tussen 1875 en ca. 1910 ook een steenfabriek gestaan. Na de sluiting zijn ook het gehucht en de weg in de jaren 1950 verdwenen, zodat hiervan niets meer terug te vinden is.
Begraafplaats
Rond de kerk liggen 32 grafzerken uit de 17e eeuw. De gebruikelijke doodssymbolen zoals de zandloper, de vlinder, de toorts en de doodskop zijn afgebeeld. De 32 grafzerken behoren toe aan de familie Knol die vroeger een belangrijke rol hebben gespeeld in het gebied rond Rottum. Ook de grafzerken vallen inmiddels onder de bescherming van de Rijksmonumentenwet. Typerend zijn de treurdichten die op deze grafzerken worden aangetroffen.
Wanneer men vanaf de Kloosterweg naar de kerk toeloopt, passeert men een vroeg-20e-eeuws gietijzeren hekwerk met art-nouveaumotieven, die de uit kloostermoppen opgemetselde muur rond de begraafplaats afsluit. Op deze oude kloostermuur groeien muurleeuwenbek en korstmossen.
Eén van de 32 grafzerken
Fabels
Over het dorp zijn een hoop volksverhalen bekend. Een aantal zijn opgetekend door onderwijzer Derk Everts Zuidhof in zijn boek 'Geschiedenis van het oude dorp Rottum en andere bijzonderheden' uit 1857 en door dominee Nicolaas Westendorp, eveneens uit de 19e eeuw. Er zouden volgens hen op de wierde verschillende spookverschijningen zijn, zoals twee witte juffers, een zwart spook, een borries (zwarte spookhond met gloeiende ogen), twee vurige landmeters met een paard zonder kop. Dat paard zou voorkomen In het streekje 'Het Vagevuur', dat volgens Westendorp tussen Rottum en Langenhuis heeft gelegen en het paard zou een vurige ijzeren wagen, bespannen met vier of zes bulhonden, dat zijn 'helhonden' met gloeiende ogen en zouden rond 12 uur 's nachts tevoorschijn komen.
Geboren
Naast de diaconiewoning staat het borstbeeld van de Rottumer dichter Jan Boer die in 1899 in de toenmalige bakkerij is geboren. Jan Boer staat bekend als 'het zingende hart' van Groningen. Op twee plaatsen in het dorp staan borden met een gedicht van Jan Boer.
Een andere bekende die in het dorp is geboren is de Groninger onderwijzer en schrijver Jacob Tilbusscher K.Jzn. (1876-1958) niet te verwarren met de Middelstummer architect Jacob Tilbusscher Pzn. (1886- 1963), die o.a. de kerk van Rottum heeft ontworpen. Naar Boer en Tilbusscher zijn twee straten in het dorp vernoemd. Ook de Nederlandse topschaatster Antoinette De Jong is in Rottum geboren.
Noten:
1. Komfoor: 'toestel' om iets warm te houden.
Bronnen:
1. K. ter Laan, Groninger Encyclopedie, 1954-1955.
|